Op woensdag 8 februari j.l. is mijn vader overleden. Het bericht bereikte mij indirect. Vele uren nadat hij zijn laatste adem had uitgeblazen. Ik wist wel dat hij ziek was, maar mocht dat eigenlijk niet weten. Dat geeft meteen aan dat ik geen contact met hem had.
19 jaar geleden had ik mijn vader voor het laatst gezien. Hij verliet mijn ouderlijke huis en liet mijn moeder in vertwijfeling en verdriet achter. Hij had een vriendin…maar gaf dat nooit toe. Ik heb hem geholpen om zijn laatste spullen te pakken, zodat mijn moeder verder kon. Ik was blij dat hij weg ging. Dat had niets met hem te maken, maar alles met mij.
Wat ik nooit heb durven toegeven…mijn vader was mijn grootste angst. Ik was doodsbang voor hem. Al mijn herinneringen aan hem hebben een bange ondertoon. Iedere dag voelde ik zijn psychische druk…zijn agressie. Iedere dag was ik bang. De uitspraak die blijft hangen: “Ga eens een biertje voor je vader halen”!
Ik geloof oprecht dat hij van me hield…op een bepaalde wijze ook trots op me was. Hij sprak het wel eens uit, maar ik kan me werkelijk geen enkele knuffel of warme gevoelens herinneren.
Ik bezwoer mijn angsten. Iedere avond. Iedere avond voor het slapengaan. Terwijl ik net in bed lag, bad ik…smeekte ik dat mijn vader rustig bleef. Dat deed ik stilletjes. Het kostte me wel 15 minuten om daarna, met alle zintuigen op scherp, in slaap te vallen. Ik bouwde overdag rituelen in…ik dronk mijn glaasje ranja altijd in een even aantal slokken leeg. Ik hoopte daarmee dat mijn vader die dag niet boos zou worden. Als hij zijn monster toch liet zien, nam ik het mezelf kwalijk. Dan had ik de dag ervoor niet goed genoeg gedronken en gebeden.
Mijn vader heeft nooit geweten dat ik zo bang was. Ik heb nooit een echt gesprek met hem kunnen voeren. Ik gaf in mijn jeugd antwoorden op vragen, maar we hebben elkaar nooit echt leren kennen. Hij praatte nooit over zijn jeugd. Ik weet weinig van zijn leven in Indonesië. Ik weet wel dat er veel geheimen waren in zijn ouderlijk gezin. Geheimen die hem gevormd hebben.
In de omgeving van ons gezin wisten mensen waartoe hij in staat was. Slechts enkelen wisten soms tot hem door te dringen. De buitenwereld zag een vriendelijke, charmante en grappige Indische man. Binnen de muren van het ouderlijk huis zag ik een man die zijn demonen niet altijd wist te bedwingen. Demonen die vooral door alcohol zichtbaar werden. Demonen die ik niet kon bezweren.
Mijn vader heeft in de afgelopen 19 jaar nog getracht om met me in contact te komen. Ik kon het niet. Ik wilde niet. Ik had eindelijk tijd gekregen om mijn angsten rust te geven. Ik had stil gevochten voor een nieuw leven met een prachtige, lieve vrouw en schitterende kinderen. Daar wilde ik hem niet in toelaten. Ik was nog steeds bang. Niet meer voor zijn fysieke kracht…rationeel wist ik dat die kracht afgenomen was. Ik was bang voor zijn manipulerende kracht. Hij heeft waarschijnlijk lang gedacht dat ik hem afhield uit boosheid of koppigheid. Vijf jaar geleden schreef hij een brief om definitief afscheid van me te nemen. Een brief waarin hij ook om vergiffenis vroeg. Ik heb hem dat stilzwijgend gegeven…en was blij dat het contact voorgoed gesloten was.
Vorige week vernam ik indirect dat hij stervende was. Ik mocht het dus niet weten…dat was een wens die hij en mijn zus hebben uitgesproken. Voor mij kwam die wens als geheel overbodig. Ik had mijn afscheid 19 jaar geleden genomen. Ik voelde geen behoefte om me in zijn laatste levensfase te mengen. Ik respecteerde de wens uit zijn brief en wens zijn naasten sterkte met het verlies.
Ik ben mijn vader wel dankbaar. Dankbaar dat ik geworden ben wie ik ben. Dankbaar dat ik keuzes kan nemen die anders zijn…liefde mag geven aan mijn vrouw en kinderen (omdat ik weet wat ik gemist heb). Ik ben niet zielig. Absoluut niet. Ik voel me juist sterk…en bevrijd van mijn ketens.
In stilte neem ik afscheid van mijn vader.